Geluk bij een ongeluk

Eindelijk. Ik ben eindelijk in het land waar deze reis in eerste instantie om te doen was: Indonesië! Drieënhalf jaar geleden moest ik helaas mijn vorige reis afbreken vanwege de coronapandemie. Toen zei ik al dat ik sowieso weer terug zou gaan en zo ontstond ook het idee voor deze reis. Tijdens het plannen kwam ik echter teveel andere leuke plekken in andere landen tegen om alleen naar Indonesië te gaan. Uiteindelijk heeft het maar 4,5 maand geduurd om hier te komen, al met al niet slecht.

Indonesië is een gigantisch groot land. Als je het puntje van Sumatra op Utrecht legt, rijkt Nieuw-Guinea tot aan de Chinese grens in Kirgizië! Ik ben dan wel in Indonesië; het is nog bijna 3000 kilometer naar Bajawa op Flores waar ik de vorige keer geëindigd was. Het duurt dus nog wel even voordat ik daar weer ben. En tussenin is een heleboel moois te zien. Daarom eerst Indonesisch eiland nummer 19 bezoeken: Sumatra. Niet alleen een ontzettend wild eiland met veel natuur en dieren, maar ook speciaal omdat mijn oma hier in 1930 geboren is. Ik ben erg benieuwd. Toen ik aankwam, plaatste ik een verhaal op Instagram dat ik blij was weer in Indonesië te zijn. Een van de Indonesiërs die ik in 2020 heb leren kennen schreef terug: ‘welcome home’.

Brother from another jungle mother

Direct vanuit het vliegveld van Medan vertrok ik met een taxi naar Bukit Lawang, middenin de jungle. Onderweg pikten we nog een aantal mensen op en langzaamaan veranderden de stadswegen in hobbelige landweggetjes omgeven door palmolieplantages. De chauffeur vertelde trots dat Sumatra hiermee veel geld verdiende, en wilde alle producten horen die ik thuis gebruikte waar palmolie in zat. Ehh, sorry meneer chauffeur maar dat probeer ik zoveel mogelijk te vermijden (terwijl ik dit schrijf vraag ik me wel af hoeveel producten ik gebruik toch stiekem palmolie bevatten, zullen er wel een hoop zijn). Het was ondanks deze inkomenstenbron gelijk te zien dat Indonesië een stuk armer is dan buurland Maleisië. Daar zag je ook wel armoede, maar heel veel mensen wonen hier in krottige hutjes van golfplaten en planken. Ook ligt overal plastic en rotzooi op straat. Zo ontzettend jammer voor de natuur, maar de mensen hier lijken het niet te zien of erom te geven. Ze flikkeren alles achter zich neer of gooien het uit hun autoramen.

De natuur in Bukit Lawang is gelukkig wel schoner. In Bukit Lawang is tussen 1973 en 2002 een opvangcentrum voor Orang-oetans geweest vanwege stroperij en ontbossing. In 2002 zijn de Orang-oetangs weer in het wild losgelaten omdat het een soort dierentuin werd. Sindsdien zijn de Orang-Oetangs semi-wild: ze zijn gewend aan mensen maar kunnen zelf weten waar ze naartoe gaan in het Gunung Leuser Nationaal Park en worden ze ook niet meer gevoederd. Het is dus geen garantie dat je ze tegenkomt tijdens een jungletrek. Maar wij hadden geluk: we hebben tijdens de tweedaagse jungletrek maar liefst 15 (!) orang-oetans gezien, waaronder een oud alpha-mannetje, meerdere jonkies en zeldzame familiegroepen van drie orang-oetans. En dichtbij ook, op zo’n 3 meter afstand. National Geographic zou jaloers op ons zijn als ze wisten dat we een paringsritueel tussen een alpha-mannetje en een vrouwtje hebben gezien: het mannetje liet zijn enorme krachten zien door een boom van 15 meter hoog omver te duwen. Zelfs de gidsen zaten met open mond te kijken en zeiden dat ze nog nooit zoiets gezien hadden. Helaas heb uk hier geen foto’s van, want mijn telefoon had het een paar dagen begeven vanwege de vochtigheid in de jungle!

Orang-oetans zijn bijzondere dieren. Uit alles merk je dat ze familie van ons zijn. Niet zo nauw verwant als de gorilla en chimpansee die daadwerkelijk tot het geslacht homininae horen (orang-oetans zijn ponginae, dat wisten jullie wel toch), maar de manier waarop ze uit hun ogen kijken laat zien dat ze op een zelfde soort manier nadenken als wij. Als ze naar je keken, dan keken ze ook echt naar je om hieruit een conclusie te trekken – anders kan ik het even niet omschrijven. Die gelijkenis houdt dan wel gelijk op als je ze door de bomen ziet bewegen want dat doen ze wel echt op een dierlijke manier, of in ieder geval op een manier die wij homo sapiens allang verleerd zijn. Zoals onze jungleranger het mooi samenvatte: brother from another jungle mother.

We hebben niet alleen orang-oetangs gezien, maar ook een hoop andere apen. Die komen in twee soorten: leuke apen en kutapen. De leuke apen kan je rustig bekijken en je hoeft niet bang te zijn dat ze je plotseling aanvallen, iets van je stelen of over je heen pissen. Bij de kutapen dus wel. Best memorabel om tijdens het eten van je bami goreng middenin de jungle erachter te komen dat overal om je heen apen stiekem zitten te loeren of ze je eten kunnen afpakken. De leuke apen maakten op de tweede ochtend ook een mooie show voor ons door hoog in de bomen boven ons rond te slingeren. Ze vielen af en toe ver naar beneden, maar ze wisten uiteindelijk toch allemaal een tak te pakken.

Stinkbergen

Na 3 dagen in de zweterige hitte van de jungle vertoeft te hebben, was de volgende locatie wel een verademing: Berastagi. Ik had totdat ik met wat mensen op de jungletocht ging praten nog nooit gehoord van deze plek, maar het is toch een belangrijke stop op de Sumatra-backpackerstrail. Na 4,5 maand constant onderzoek doen naar de volgende locaties en nieuwe routes glippen er blijkbaar steeds meer dingen tussendoor. Achja, deze heb ik gelukkig toch nog in het vizier gekregen.

Berastagi is bekend om de vulkanen die in de nabijheid liggen: Gunung Sibayak en Gunung Sinabung. Laatstgenoemde is na een slapende periode van 400 jaar sinds 2010 weer regelmatig uitgebarsten en is inmiddels niet meer te bezoeken. De Gunung Sibayak kan je wel nog beklimmen, en dat heb ik dan ook gedaan! In eerste instantie wilde ik met zonsopgang op de vulkaan staan, maar ik kwam bij zinnen toen ik erachter kwam dat ik dan om 3 uur s nachts op moest staan en bovendien een hele smak geld moest betalen voor vervoer en een gids. Nee, ik ga wel overdag. Dat heeft me toch weer 40 euro en een slechte nachtrust bespaard.

Online las ik dat het ten zeerste afgeraden wordt om alleen de vulkaan te beklimmen. Helaas was ik die dag alleen. Ik besloot toch een kijkje te nemen en als het gevaarlijk leek dan direct terug te gaan. Nou, ik weet niet wat voor gekke dingen de mensen op het internet allemaal gedaan hebben op de vulkaan, maar er is maar één pad naar boven die goed te volgen is en bovendien kom je om de minuut andere mensen tegen. Al met al een best makkelijke klim, te doen in een uurtje! Bovenop kan je wel nog verschillende wandelpaden nemen, waarbij ik er een waar je wel heel erg moest klimmen en klauteren heb overgeslagen. Uiteindelijk kon je ook een stukje omlopen en praktisch op dezelfde plek uitkomen, maar dan zonder het risico 300 meter naar beneden te vallen.

In Berastagi werd ik weer herinnerd aan een van de favoriete activiteiten van Indonesiërs: buitenlanders spotten. Overal waar je komt als buitenlander staren mensen je aan en willen met je op de foto. Dat is altijd wel grappig, maar er zijn ook velen die stiekem foto’s van je maken. Dat is behoorlijk irritant. Ook als mensen constant ‘bule’ (=buitenlander) naar je roepen vanuit auto’s of de andere kant van de straat en doorgaan tot je reageert wordt snel vervelend. Maar ik moet er de komende twee maanden maar mee leven. Inmiddels begin ik ook te doen of ik stiekem foto’s en filmpjes van indo’s maak. Dat vinden ze moeilijk ongemakkelijk en dan houden ze snel op.

Dat smaakt naar meer

Ho zeg, ik dacht dat ik in de tropen was. Waarom is het dan zo ontiegelijk koud op Sumatra? Dat komt omdat ik na Berastagi nog hoger de bergen in ging en bovendien aan de rand van een massief groot en diep meer verbleef: het Tobameer. Dit meer en het bijhorende kratereiland is gevormd door de grootste vulkaanuitbarsting van de afgelopen miljoenen jaren. Hoe groot? Nou, het kratermeer is 100km lang en 30km breed en bij de laatste uitbarsting is zoveel as de lucht ingegaan dat de temperatuur op aarde met wel 5 graden daalde en mogelijk bijna er voor gezorgd heeft dat de mensheid uitgestorven was. Gevaarlijk gebied dus? Nee hoor, de vulkaan barst maar een keer in de 400.000 jaar uit en de laatste keer was 73.000 jaar geleden. We hebben dus nog ff, maar als hij weer opblaast is ‘ie groter dan Yellowstone.

Veel aardrijkskundelessen deze blog hè? De volgende keer zal ik weer geschiedenisles geven hoor.

Op het eiland in het midden van het meer, Pulau Samosir, is niet bijster veel te doen. Maar het is een prima plek om een aantal dagen door te brengen. Het meest avontuurlijke om hier te doen is een scooter huren en een rondje rond het eiland maken, wat je ongeveer een dag kost. Op de eerste dag hebben we de noordkant van het eiland en een stukje van het vasteland bezocht en op de tweede dag gingen we naar de zuidkant. We hadden een weg gevonden dwars over het eiland waarmee we een heel stuk af konden snijden van de zuidelijke route, maar deze bleek uiteindelijk totaal onbegaanbaar te zijn voor onze scooters. We moesten 15 kilometer voordat de weg weer aansloot op de goede weg opgeven en ruim 120 kilometer omrijden. Dikke shit! Uiteindelijk met 70 kilometer per uur zo snel mogelijk een rondje om het eiland gereden om voor het donker (want ‘s nachts is het daar écht donker) weer in de homestay te zijn.

Wegmisbruikers

Na het Tobameer splitsen de populairste Sumatra-backpackroutes, voor de weinige backpackers die hier zijn, op. De ene route gaat via Medan terug naar het noorden van het eiland, naar Atjeh. De tweede route gaat naar de eilanden aan de westkust, waar je fantastisch kan surfen. De derde route, de route die ik nam, gaat verder naar het zuiden van Sumatra: naar Bukittingi.

De meest logische route naar Bukittingi is een nachttaxi van ongeveer 14 uur. Ik had online het een en ander opgezocht en weinig mensen waren enthousiast, maar ik dacht: ‘hoe erg kan die nachttaxi nou zijn, ik heb al zoveel lange reizen en nachtbussen achter de rug!’. Ahh, zo naïef. Ik heb namelijk zelden zo erg gevreesd voor mijn leven. De chauffeur was een absolute maniak. Sowieso lijkt het alsof iedereen hier het rijbewijs heeft gekregen bij een pakje boter. Inhalen vlak voor bochten? Geen probleem. Tweebaansweg? Lekker in het midden rijden. Bochten naast afgronden? 70 kilometer per uur kan nog net. Maar het allerergste was dat de chauffeur meerdere keren achter het stuur in slaap viel, en hij vond dat niet eens gek. Even stoppen was niet nodig zei hij. Ik heb de halve nacht voor de chauffeur opgelet of ie ons wel levend op bestemming kon afleveren.

Maargoed, wonder boven wonder bereikten we Bukittingi. Ook een stad waar niet bijster veel te doen is; het gaat hier vooral om de mooie landschappen rondom de stad. Samen met een Nederlands stel maakten we een mooie dagtocht met een chauffeur. Ook bezochten we de stad waar mijn oma in 1930 geboren is: Payakumbuh. Veel overblijfselen uit de koloniale tijd zijn er niet meer, maar ik heb toch nog wat Nederlandse huisjes gevonden. Ook aten we in de Harau-vallei de lekkerste Rendang die ik ooit gegeten heb (het was al een maand aan het koken, ja een maand!) en bezochten we een kleine waterval. Ik dacht tijdens de terugrit nog: deze chauffeur is een stuk beter dan de man van de nachttaxi! Nog geen half uur later kregen we een auto-ongeluk toen een teringhond in een pickup besloot toch nog even voor ons langs te gaan terwijl daar geen ruimte voor was. Gelukkig kwamen we allemaal met de schrik vrij, maar een leuke ervaring was het niet.

De dag daarop hebben we daarom maar even niks gedaan behalve lekker eten en naar een arcadehal gaan die we per ongeluk tegen kwamen. Even keihard karaoke om de schrik eruit te zingen! Het themanummer van My Heart Will Go On van Celine Dion, aangezien de chauffeur van de nachttaxi dit ongeveer 736 keer heeft afgespeeld in die 14 uur. S avonds kwam bij ons hostel nog onverwacht een Indonesische man naar ons toe die vertelde dat een zeldzame bloem sinds vandaag was gaan bloeien op ongeveer 40 minuutjes afstand van Bukittingi en of we deze morgen wilden bekijken. Jazeker! Het was even een tocht over hobbelweggetjes op de slechtste scooter tot nu toe, maar de bloem was het, ondanks de stank, waard! Alsof elk moment een dinosaurus langs kan lopen.

Culinaire hoogstandjes

Nu ik dit anderhalve maand later schrijf, weet ik helaas niet meer hoe we het geregeld hadden, maar we vonden een heel goedkope taxiservice naar de laatste stop op mijn Sumatra-route: Padang. Al snel kwamen we erachter waarom het zo goedkoop was: we waren geen mensenvervoer maar goederenvervoer. Alsnog prima hoor! Zo ver was het ook niet.

Padang is het epicentrum van de meest culinaire hoogstandjes van heel Indonesië: het Padang-eten van de Minangkabau. Holy shit wat kunnen ze goed koken hier. Als je naar een een Padang-restaurant gaat krijg je geen menukaart voor je, maar worden er nog voordat je gaat zitten tientallen gerechten voor je neus gezet. Je kiest wat je wilt eten en wat overblijft gaat door naar de volgende tafel. De merkt hier goed de Indiaase invloeden, die je ook al in Maleisië zag. Veel gerechten zijn op basis van een currysaus. Het hoogtepunt van de maaltijd is uiteraard de rendang, misschien wel het lekkerste gerecht ter wereld. Leuk detail: je mag hier gewoon met je handen eten! Het is wag onwennig in het begin om sauzen, vlees, groenten en rijst met je handelen op te lepelen, maar het eet eigenlijk best lekker en als je de techniek een beetje doorhebt valt het geklieder ook wel mee.

Ook in Padang is niet bijster veel te doen. Ik heb nog wel een leuke ochtend door het oude koloniale stadsdeel geslenterd, maar veel was vervallen geraakt – de aardbeving van 2009 zal hier ongetwijfeld aan bijgedragen hebben. Hoewel, Amsterdamse hipsters zouden het ‘rauw’ noemen. Verder zie je hier, en trouwens ook al in Bukittingi, veel voorbeelden van de Minangkabau-bouwstijl: hoge daken met puntige uiteindes. Erg mooi om te zien!

Ohja, backpackers

De drie weken op Sumatra zijn echt voorbijgevlogen. Het is een ontzettend groot en divers eiland met zoveel verschillende landschappen, en het duurt uren om naar de volgende locatie te gaan. Op de kaart ziet het stukje dat ik va Sumatra heb gezien er niet zo indrukwekkend uit maar het was echt een avontuur, ook omdat hier helemaal niet zoveel toeristen zijn. Maar het was nu tijd om door te gaan naar juist een van de meest toeristische gebieden ter wereld: Bali. Vanuit het vliegtuig schoot ik wel nog een paar mooie kiekjes van Java, waaronder eentje van de Bromovulkaan die ik in 2020 beklommen heb!

Bali heb ik in 2020 al bezocht, dus ik wist wel een beetje wat ik kom verwachten. Het eiland is supertoeristisch en gericht op westerlingen, maar toch is er een bepaalde sfeer op het eiland die je nergens anders vindt. De cultuur is echt nog aanwezig, en ik moet bekennen dat de wierrookgeur die je hier veel ruikt echt wel zorgt voor iets speciaals. Bali is overgewaardeerd, maar toch een plek die je niet mag overslaan.

Met name het zuiden is supertoeristisch. De eerste 4 dagen op Bali bracht ik door in surfersdorp Canggu, dat eigenlijk samen met de rest van de badplaatsen en Denpasar vastgegroeid is tot één grote stad die constant vaststaat met verkeer. Ik wilde hier gaan surfen, maar net voordat ik arriveerde kwam in het nieuws dat het zeewater hier ernstig vervuild is met e-coli. Dat verklaart ook alle zieke mensen hier. Surfen dan maar even overslaan, chillen aan het zwembad is ook geen straf!

Nu ik deze blog aan het schrijven ben, zie ik dat ik helemaal geen foto’s heb gemaakt in Canggu. Oeps!

Watervallen

Ik begin een beetje een reizigerslul te worden, maar na vijf dagen toerisme had ik weer zin in authentieke cultuur zoals op Sumatra. Daarom besloot ik naar Munduk te gaan: een plek die ik in 2020 niet kon bezoeken vanwege het regenseizoen. Hier is het een stuk minder toeristisch en kan je prachtige watervallen vinden. Nou, laten we maar op zoek gaan!

In het noorden van Bali kom je niet per se meer cultuur tegen dan in het zuiden. Je ziet dezelfde kleine tempeltjes en versieringen. Sterker nog, in het zuiden zijn ze juist mooier aangekleed. Maar omdat ze in het noorden in een veel rustigere en natuurlijker omgeving staan, komt de cultuur veel mooier naar voren.

‘You will never find a more wretched hive of scum and villainy’

Vanuit Munduk wilde ik daarom heel graag meer van het noorden van Bali verkennen, zoals Lovina, Sidemen en Gunung Batur. Een dag maakten we een mooie scootertocht door de bergen en rijstvelden op zoek naar de watervallen en ik keek heel erg uit meer te zien, maar helaas! Mijn telefoon viel op een bochtig stukje uit de smartphonehouder van de scooter en zei krak. Het is duidelijk hoe afhankelijk we tegenwoordig zijn van onze telefoon, vooral tijdens het reizen. Alles gaat op de telefoon. Gids boeken om Mount Batur te beklimmen? Via WhatsApp. Vervoer nodig? Gebruik de Grabb-app. Vliegtickets laten zien? Laden vanuit je Gmail. Ik moest mijn plan om naar het noorden te gaan dus laten varen en weer terug naar het zuiden om mijn telefoon te laten repareren.

Het zuiden van Bali nabij Kuta en Legian is een walgelijke plaats. Zoveel toeristen, zoveel westerse restaurants, zoveel souvenirwinkels die dezelfde rotzooi verkopen, zoveel massagesalons die ook andere hand-en spandiensten verlenen, zoveel scooterchauffeurs die je proberen op te lichten, zoveel verkopers die je na blijven roepen. Helemaal niks. Over oplichtende scooterschauffeurs gesproken, eentje probeerde mij te overtuigen dat het ritje naar de telefoonwinkel 200.000 rupiah zou kosten – wat ik niet kon controleren op Grab omdat mijn telefoon stuk was. Ik vroeg hem zelf de app te openen, maar dat wilde hij niet (hij werkte niet echt voor grab, hij had alleen toevallig de bedrijfskleding aan). Uiteindelijk heeft een hostelmedewerker een grab voor mij geboekt. Kosten? 8000 rupiah. Kortom, balen dat ik hier een paar dagen door moest brengen nadat m’n telefoon gerepareerd was. Ik heb er maar het beste van gemaakt en ben lekker gaan surfen ondanks een lichte griep, wat dat kan hier wel heel goed.

De afgelopen maand is niet bepaald van een leien dakje gegaan. Doodsangsten in de nachttaxi, auto-ongeluk, 2x bezoek aan de dokter, 2x telefoonproblemen, 1x ziek en 1x eerstehulp moeten verlenen bij een scooterongeluk. Veel problemen om op te lossen dus. Maar dat is denk ik een van de belangrijkste lessen die ik de afgelopen maand geleerd heb. Want ondanks dat een hele hoop is misgegaan, is uiteindelijk alles goedgekomen. Niet zomaar vanuit zichzelf, maar wel door de situatie rustig te bekijken en vervolgens te kijken wat het meest logisch is om te doen. Ik schreef in eerdere blogs dat ik mezelf wel goed kende, maar ik denk toch dat ik op persoonlijk vlak iets gegroeid ben de afgelopen maand. Hopelijk kan ik dat gevoel voortzetten in de avonturen die ik zal beschrijven in de volgende blog. Op naar Timor-Leste!

5 Replies to “Geluk bij een ongeluk

  1. Gister de blog van Maaike gelezen met foto’s van bob ross achtige landschappen en dan nu de jungle. Het was even schakelen! En ik kan niet kiezen welk landschap ik mooier vind. Ik moet daarom allebei jullie blogs nog heel vaak lezen!

  2. Thijs wat fijn om weer een blog te lezen van je avonturen. Het is inmiddels al weer 27 augustus en we hopen je volgende week weer in het echt te mogen zien als je weer thuis bent. Groeten en tot volgende week.

  3. wel weer een mooi blog met veel info
    ik moet er noch even een keer goed voor gaaan zitten om alles te lezen
    doe wel voorzichtig in het verkeer want ik heb van mijn oude buren gehoort dat dat een crime is
    groetjes
    bob

  4. Wow wat is het daar ontzettend mooi zeg! Vooral de vulkaan en orang oetangs. Wel enge dingen maak je daar mee… Dan viel mexico wel mee haha :p succes met de terugvlucht en tot snel!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *